Zoals eerder werd uitgelegd in het eerste deel van dit artikel, maakt het Europese reglement van 4 juli 2012[1] het wel mogelijk een burgerlijke harmonisatie van de successie tussen Frankrijk en België door te voeren, maar wordt het fiscale luik helemaal niet behandeld en wordt het probleem van dubbele belasting, die in deze grensoverschrijdende situaties kan ontstaan, niet geregeld.

De criteria voor de toekenning van de fiscale bevoegdheden van de twee rechtgebieden, met name de uitgebreide bevoegdheid van Frankrijk met betrekking tot successierechten wanneer er erfgenamen/begunstigden zijn, vereisen bijgevolg extra aandacht tijdens elke vermogensplanning. Het is belangrijk om eerst kort de wettelijke instrumenten te analyseren om in deze context een oplossing te kunnen aanbieden.

1. Afsluiting van een conventie tot het vermijden van dubbele belasting op successie tussen Frankrijk en België

Op 20 januari 1959 sloten Frankrijk en België een conventie tot het vermijden van dubbele belasting van successie afgesloten (hierna de Conventie genoemd). Wanneer een persoon op het moment van zijn/haar overlijden in een van de twee landen gevestigd is, en zijn/haar erfgenamen zich in het andere land bevinden, kan dankzij deze Conventie worden bepaald welk van de twee betrokken landen de belasting op het vlak van successierecht toegekend krijgt.

Het algemene principe van deze Conventie houdt in dat de goederen die aan de overledene toebehoren enkel belastbaar zijn in de staat waar de overledene op het moment van zijn/haar overlijden gedomicilieerd was[2]. Dit principe is met name van toepassing op de levensverzekeringscontracten, die binnen het toepassingsgebied van artikel 757 B van de algemene belastingwet (“CGI”) vallen.

Het is belangrijk te melden dat het begrip domicilie in het kader van de Conventie geïnterpreteerd moet worden als de plaats waar de overledene zijn/haar “permanente woonst” had,[3] met andere woorden de plaats waar zijn/haar centrum van activiteiten lag.

Het belang van dit mechanisme is niet onbelangrijk met betrekking tot het bedrag van de rechten dat in beide staten verschuldigd zou kunnen zijn, zeker in het geval van een intekening op een levensverzekering door een Belgische belastingplichtige ten voordele van begunstigde die woonachtig is in Frankrijk. De grote mobiliteit van de hedendaagse gezinnen vereist een nauwkeurige beheersing van deze principes.

2. Impact en aandachtspunten met betrekking tot de specifieke eigenschappen van de stelsels die eigen zijn aan beide rechtsgebieden

Hoewel het dankzij de Conventie mogelijk is om het recht om successierechten te heffen te verdelen, is het belangrijk waakzaam te blijven. De belastingen die in de Conventie worden aangehaald, vormen namelijk een volledige lijst[4]. Indien er voor de leeftijd van 70 jaar van de verzekerde premies werden betaald, zijn de forfaitaire belastingen van 20% en 31,25%[5] geen successierechten, maar wel een sui generis-belasting die niet onder de Conventie valt. Deze sui generis-belasting zou dan bovenop de successierechten komen, die in België verschuldigd zijn, door toepassing van het interne recht. Omgekeerd, als er na de leeftijd van 70 jaar van de verzekerde premies werden betaald, valt het voordeel van het levensverzekeringscontract binnen het toepassingsgebied van de successierechten waarop de Conventie betrekking heeft (beperkt tot de betaalde premies)[6].

Voor alle duidelijkheid: het is belangrijk eraan te herinneren dat de gratis mutatierechten die verbonden zijn aan schenkingen onder levenden uitdrukkelijk buiten het toepassingsgebied van de Conventie vallen. Het interne recht van de twee staten regelt bovendien exclusief de schenkingen onder levenden. De schenking van een contract (zoals vaak wordt toegepast tussen Belgische ingezetenen) door een Belgische ingezetene en een Franse ingezetene zou bovendien onderworpen moeten worden aan schenkingsrechten in Frankrijk en zou ook vanuit Frans standpunt een novatie van het contract met zich meebrengen.

In het licht van zorgvuldige studie en structurering op maat kan het Luxemburgse levensverzekeringscontract in bepaalde situaties de fiscale impact van de successie in een Frans-Belgische context beperken. Om dit te illustreren en om tijdens de Frans-Belgische planning via een levensverzekering bepaalde valkuilen te vermijden, stellen we voor een praktische casus te bespreken.

Praktische casus: fiscale verwerking van een levensverzekering die in een Frans-Belgische context wordt aangegaan

Mijnheer en mevrouw Leduc zijn Belgen die in Lille wonen, terwijl hun twee kinderen, Louise en Victor respectievelijk in Bordeaux en Brussel wonen. Ze willen graag hun pensioen doorbrengen in het Belgische Knokke. Rekening houdend met de internationale context van hun gezinssituatie en om de overdracht van hun patrimonium naar hun kinderen voor te bereiden, hebben ze in het jaar dat ze 72 jaar werden, samen een Luxemburgs levensverzekeringscontract ter waarde van 2,5 miljoen euro afgesloten. Ze zijn gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van goederen, en de premies werden gefinancierd aan de hand van gemeenschappelijke goederen van mijnheer en mevrouw, die bovendien de verzekerden van het contract zijn. Louise en Victor worden in het contract als begunstigden aangeduid.

Een tiental jaar later komt mijnheer Leduc, die dan Belgisch ingezetene is, te overlijden. Het levensverzekeringscontract bij OneLife voorziet in haar algemene voorwaarden een standaard aanwasclausule en mevrouw Leduc krijgt de rechten op het levensverzekeringscontract toegewezen. Aangezien ze altijd erg goed advies heeft ontvangen, vloeit uit de structurering van het contract (met name rekening houdend met de hervorming van de successie- en huwelijksstelsels in België) voort dat mevrouw Leduc geen successierechten verschuldigd is over het deel van het levensverzekeringscontract dat zij verkrijgt naar aanleiding van de aanwas van rechten daarvan in haar voordeel. Aangezien mijnheer en mevrouw fiscaal ingezetenen in België zijn, bevinden we ons op dit moment in een Belgisch-Belgische situatie.

Jammer genoeg overlijdt ook mevrouw Leduc enkele jaren later. Haar kinderen, die respectievelijk in België en Frankrijk wonen, ontvangen elk de helft van de waarde van het contract, met een totale waarde van 3,1 miljoen euro.

Welke fiscale verwerking is nu van toepassing op de bedragen die de kinderen ontvangen?

We maken een onderscheid tussen de situatie van Victor, die in België woont en Louise, die in Frankrijk woont:

  • Situatie van Victor

 Victor, fiscaal ingezetene in België, moet dus de helft van een levensverzekeringskapitaal ontvangen krachtens een derdenbeding. Gelukkig heeft OneLife het dossier van zijn ouders bijzonder goed opgevolgd en het fiscaal geoptimaliseerd. Victor zal namelijk uitstekend gebruik kunnen maken van het kapitaal van het levensverzekeringscontract (50% van € 3,1 miljoen), dat hem zou toekomen en waarvoor hij elke vorm van successierecht kan vermijden. Om dit mogelijk te maken heeft zijn mama bij het contract een zogenaamde “post mortem” overdracht van rechten gevoegd, waardoor Victor bij overlijden van zijn moeder als “verzekeringnemer” van het verzekeringscontract wordt beschouwd. Aangezien het contract bij het overlijden van zijn mama wordt ontbonden, zal Victor op het ontvangen kapitaal in de plaats van successierechten enkel schenkingsrechten verschuldigd zijn. Voor dit deel van de planning is de opzet geslaagd: mevrouw heeft tot aan haar dood de controle over het patrimonium behouden, terwijl haar zoon geen belasting van 27% (successierechten in rechte lijn), maar wel van 3% (schenkingsrechten in rechte lijn) zal moeten betalen.

  • Situatie van Louise

Net als voor Victor zouden er, aangezien haar ouders op het moment van hun overlijden fiscaal Belgische ingezetenen in België waren, in België successierechten verschuldigd zijn. Als er geen conventie zou bestaan, zou Louise, als begunstigde die [7] al meer dan zes van de 10 voorbije jaren in Frankrijk verblijft, in Frankrijk successierechten verschuldigd zijn,[8] met een marginale voet van 45%[9] op het bedrag van de betaalde premie (namelijk 2,5 miljoen euro), waardoor er dus een dubbele belasting zou ontstaan.

Dankzij de Conventie die tussen Frankrijk en België werd afgesloten zal echter enkel België het recht hebben om het bedrag van de successie naar aanleiding van het contract te belasten.

Louise zal echter sociale heffingen ter hoogte van 17,2% verschuldigd zijn op de bedragen die daar toen haar ouders nog leefden niet aan onderworpen waren.

Vanuit Belgisch standpunt zal Louise ook aangesteld zijn als begunstigde van de post-mortem overdracht van rechten, ter waarde van 50% van de contractwaarde. Bij het overlijden van haar mama zal ze dus ook een kapitaal ontvangen krachtens een eigenbeding (aangezien ze zowel als verzekeringnemer als begunstigde van het contract wordt beschouwd – op het moment dat haar mama overlijdt). Bijgevolg zullen enkel de schenkingsrechten, die in België in rechte lijn 3% bedragen, verschuldigd zijn.

Vanuit Frans standpunt zal het, aangezien de post-mortem overdracht niet officieel erkend wordt, belangrijk zijn om de juridische en fiscale gevolgen hiervan te analyseren.

Aandachtspunten: Indien het contract voor de leeftijd van 70 jaar van het verzekerde leven zou aangegaan, zou de belasting die [10] Louise in Frankrijk verschuldigd is, niet onder de Conventie vallen en zou deze dus ook niet kunnen toegepast worden.

Deze structuur is maar een voorbeeld van de vele, maar we kunnen besluiten dat de Luxemburgse levensverzekering op die manier de mogelijkheid biedt om, door haar burgerlijke en fiscale voordelen te combineren, een optimale vermogensoverdracht te verzekeren in een grensoverschrijdende context.

Houd er rekening mee dat bovenstaande ontwikkelingen niet meer dan een overzicht zijn van een deel van de gevolgen die een rol spelen in de grensoverschrijdende vermogensplanning en dat de praktische impact van elke structurering geval per geval moet worden geanalyseerd.

De experts van OneLife staan ter uw beschikking om al uw vragen te beantwoorden.

Indien u geïnteresseerd bent in concrete gevallen (case studies), download dan ons e-book  #Succesvolle #Successie Deel I & Deel II

 

Auteurs:

  Fanny PERPERE – Wealth Planner

  Nicolas MILOS – Senior Wealth Planner

 

 

[1] REGLEMENT (EU) Nr. 650/2012 VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN DE RAAD van 4 juli 2012.

[2] Art. 8 van de Conventie.

[3] Art. 3 van de Conventie.

[4] Art. 1 van de Conventie.

[5] Art. 990 I van de algemene belastingwet (“CGI”).

[6] Art. 757 B van CGI.

[7] Art. 4 B van CGI.

[8] Art. 750 ter en 757 B van CGI.

[9] Boven het bedrag van EUR 1.805.677.

[10] Art. 990 I van CGI. – sui generis belasting niet gelijkgesteld met successierechten in Frankrijk.